Deze website maakt gebruik van cookies. Met functionele- en analytische cookies zorgen we er voor dat website goed werkt en verbeteren wij onze websites. Ook plaatsen we marketing cookies om je van persoonlijke content te voorzien. Wil je dit niet? Kies dan voor weigeren, we plaatsen dan alleen functionele en analytische cookies. Meer informatie.

Overnameregeling verlengt levensduur zero-emissiebus

Zero-emissiebussen hebben aan het einde van de concessie de technische en/of economische levensduur vaak nog niet bereikt. Overdracht van materieel naar de volgende concessie ligt dan voor de hand. Daarmee kan het materieel langer mee en dalen de kosten van het openbaar vervoer. Waaruit bestaat zo’n overnameregeling?
 
  • Overnameregelingen zijn niet nieuw in de ov-buswereld. Ze bestaan al een tijdje voor dieselbussen en recenter ook voor zero-emissiebussen. Doorgaans worden zero-emissiebussen langer ingezet dan dieselbussen. Dat komt doordat ze technisch langer meegaan, ze ondervinden geen beperkingen vanuit uitstootnormen en de aanschafprijs is hoger. Omdat elke concessie en aanbesteding uniek is, bestaat er geen standaard overnameregeling.
     
    Een overnameregeling voor zero-emissiebussen bij een concessieovergang is onderdeel van de Kennisagenda Zero Emissie Busvervoer. In opdracht van CROW-KpVV deed Rebel onderzoek naar overnameregelingen en maakte een handreiking voor de ov-autoriteiten. Met het ondertekenen van het Bestuursakkoord Zero Emissie Busvervoer hebben de Nederlandse ov-concessieverleners afgesproken dat vanaf 2025 alle nieuwe ov-bussen zero emissie zijn. En vanaf 2030 alle bussen. CROW-KpVV werkt met de ov-autoriteiten aan de invulling van die ambitie.
     
    Vijf regelingen
    Voor de analyse van overnameregelingen maakte Rebel gebruik van vijf regelingen die zijn gemaakt voor de concessiegebieden Amstelland-Meerlanden, IJssel-Vecht, Groningen-Drenthe, ’s-Hertogenbosch (transferiumlijnen) en Drechtsteden, Alblasserwaard, Vijfheerenlanden (DAV, nu DMG).
    Uit de analyse komen overeenkomsten en verschillen. De verschillen hebben betrekking op het aantal bussen, op het verplichte of vrijwillige karakter, en op het al dan niet eisen van garanties van de busleverancier. Enkele opvallende overeenkomsten: in alle overnameregelingen zijn zowel de voertuigen als de bijbehorende infrastructuur betrokken, er wordt rekening gehouden met een andere eigenaar van de voertuigen (bijvoorbeeld een leasebedrijf), er is een artikel voor de waardebepaling van de voertuigen, en bij alle vijf regelingen worden bus en batterij als één geheel beschouwd.
     
    Drie ov-bedrijven
    Omdat vervoerders een belang hebben bij de overnameregeling heeft Rebel drie ov-bedrijven betrokken bij het onderzoek: Transdev, Arriva en de RET. Vervoerders zijn niet altijd blij met het overnemen van materieel omdat het hun vrijheid bij het inrichten van een nieuwe concessie kan beperken. Elektrische bussen en de laadinfrastructuur zijn namelijk afgestemd op de omlopen van het materieel in een concessiegebied. Daarin kun je minder makkelijk wijzigingen doorvoeren dan in een bediening met dieselbussen.
    Bepalend voor de inzetbaarheid van elektrisch materieel is verder de stand van de techniek. Zo is de laadsnelheid van bussen zodanig aangepast dat het eerste type voertuig niet meer kan worden geladen met de oplaadapparatuur van het tweede type voertuig. In die zin kan een overnameregeling technische ontwikkelingen vertragen.
     
    In de handreiking Overnameregeling behandelt Rebel tien onderwerpen die in overnameregelingen een rol spelen: een vrijwillige of verplichte overname, garanties, onderhoud voertuigen, onderhoud laadinfra, randapparatuur, waardebepaling, onafhankelijke inspectie, schouw, eigendomsoverdracht en medewerking aan de concessieoverdracht. In een apart hoofdstukje komen waterstofbussen en waterstofvulpunten aan de orde.
     
Scroll naar boven