Dag 2, bijeenkomst LEARN!-expertpanel
De tweede dag van de LEARN!-bijeenkomst stond in het teken van het expertpanel en discussie over onderwerpen als het bereiken van scholen en leerkrachten, het doen van effectevaluaties en over de wenselijkheid van een indicator die meet hoe het is gesteld in Europa met het geven van verkeerseducatie. Wilma Slinger is namens Nederland sinds 2018 lid van dit panel. Zij brengt haar kennis in van verkeerseducatie in Nederland en van de activiteiten van CROW-KpVV.
Voor het onderwerp 'bereiken van scholen en leerkrachten' waren vooraf twee deelvragen geformuleerd:
- hoe kunnen we scholen en leerkrachten inzetten om educatiemateriaal te laten landen en te promoten?
- Hoe zorgen we ervoor dat zij kwalitatief goed materiaal gebruiken?
Denemarken gaf een aftrap in een uitgebreide presentatie over de ontwikkeling van een strategie voor verkeerseducatie.
Praktijkcase strategie in Denemarken
Lise Heiner Schmidt van Sikkertrafik, de Deense verkeersveiligheidsorganisatie, gaf tijdens haar
presentatie een inkijkje in het proces rond de strategie voor de inzet van verkeerseducatie in Denemarken. In Denemarken zijn het de gemeenten die het contact onderhouden met de scholen en heeft Sikkertrafik een groot deel van de markt voor educatief materiaal in handen. Tussen 2009 en 2015 is er minder verkeerseducatie gegeven in het basisonderwijs. Sikkertrafik is door verschillende fases gegaan bij de implementatie van verkeerseducatie in het basisonderwijs.
Allereerst legde Sikkertrafik de focus op de kwaliteit van het materiaal, met veel aandacht voor het inbedden van de nationale leerdoelen, digitalisering, interdisciplinaire focus, zoveel mogelijk testen en evalueren (veel zelfontwikkeld materiaal) en gratis verkrijgbaar. Van de 35 projecten vielen er toen 10 af om kwaliteitsredenen.
Het gebruik van het materiaal werd gemonitord en vervolgens is een marketingstrategie ontwikkeld. Alle docenten kregen jaarlijks een fysiek pakket en konden een verkeersleerkracht winnen voor de bovenbouwjaren. Er werden films gemaakt, seminars en lokale netwerkmeetings gehouden en advertenties voor het materiaal geplaatst in tijdschriften voor docenten. Resultaat: het zorgde niet voor verhoging van het aantal uren lesgeven in de scholen. Pakketten werden niet verspreid binnen de scholen omdat bijvoorbeeld onduidelijk was wie verantwoordelijk is. De verkeersleerkracht zorgde niet voor een stimulans en de aanpak was duur.
Nieuwe strategie
Uiteindelijk is een nieuwe strategie bedacht om meer onderwijs te krijgen op scholen. De aanpak hield in: geen advertenties meer in pers/vakliteratuur voor leerkrachten, nog wel workshops. En het belangrijkste: geprioriteerd is welk materiaal minimaal onderwezen moet worden. Het gaat om drie onderdelen:
- Voetgangerstest (5-7 uur)
- Fietstest (10 uur)
- Risicofactoren/reflectie/LIVE (soort Traffic Informers) (2-4 uur)
Het geheel maakt deel uit van de nationale leerdoelen. De focus op deze drie onderdelen gaf duidelijkheid. Slechts 25% van de scholen onderwijst ze alle drie, dus er is nog werk aan de winkel. De aanpak is zowel top-down als een bottom-up. Top-down ligt de focus op het jaarlijks bij elkaar brengen van het hoofd afdeling onderwijs van gemeenten en de schooldirecteuren vanuit de vraag wat is onderwezen dat jaar. Bottom-up leert de verkeersleerkracht zijn collega’s het vak. Er is een tweedaagse trainingscursus, een nieuwsbrief voor leerkrachten en er zijn meetings.
Na al deze acties was het resultaat nog steeds hetzelfde wat betreft de hoeveelheid bereikte scholen en leerlingen, maar dat was een goed resultaat! Op dat moment waren er stakingen, Covid-19, veel onrust onder docenten, uitstroom wegens pensionering en veel nieuwe docenten die zich nog kennis eigen moesten maken.
KPI's in nationaal actieplan
Denemarken kende aanvankelijk nog geen landelijke indicatoren voor verkeerseducatie (KPI’s). Het is het gelukt om verkeerseducatie op te nemen in een rijtje van acht indicatoren die ieder jaar moeten worden gemonitord zoals snelheid, helmgebruik, rijden onder invloed en een gemeentelijk verkeersveiligheidsplan. Jaarlijks moeten zowel scholen als gemeenten een aantal vragen hierover beantwoorden en rapporteren aan het ministerie. Ze krijgen punten voor hun activiteiten. Elk jaar wordt een prijs uitgereikt aan een gemeente.
Discussie
Na de presentatie werden nog meer voorbeelden uitgewisseld.
Noorwegen heeft een systeem om de status van 'veilige gemeente' te krijgen.
Finland heeft een verkeersveiligheidsweek op scholen en traint ook leerkrachten.
Denemarken heeft hier niet voor gekozen, de focus ligt op de drie projecten.
In
Vlaanderen hebben gemeenten geen of een mindere rol richting de scholen, de VSV heeft wel veel persoonlijk contact met de scholen. De stichting geeft steun aan leerkrachten (train-de-trainer). Verkeerseducatie is verplicht voor scholen en staat in het officiële beleidsplan voor verkeersveiligheid. Scholen met drie verschillende activiteiten krijgen een bronzen medaille. Je krijgt dan informatie over wat je nog moet doen voor een volgende medaille. Ze kunnen ook zilver en goud halen.
In
Griekenland zijn er uren in het schoolcurriculum onder de titel ‘flexibele zone’. Met die uren kan een docent van alles doen. Scholen kunnen dan kiezen uit allerlei programma’s over verschillende onderwerpen.
In
Portugal wordt het materiaal goedgekeurd door het ministerie van onderwijs, daarna wordt het gedistribueerd. Er zijn workshops om het materiaal te implementeren. Deze trainingen geven punten voor bijscholing. De strategie is om eerst de belangstelling van scholen te vangen met eenvoudige materialen voor de basis. Als ze dat toepassen wordt een niveau hoger aangeboden, zoals praktijkmodules. Gemeenten hebben geen of een mindere rol in Portugal. Portugal kiest in tegenstelling tot Denemarken meer voor een bottom-upbenadering.
Toetsen educatiemateriaal
Hoe kunnen we ervoor zorgen dat docenten materiaal van goede kwaliteit gebruiken? Bij deze vraag kon Wilma Slinger (CROW) vertellen over de
Toolkit Verkeerseducatie en hoe we in Nederland educatiemateriaal toetsen en beschikbaar maken. De toolkit is als goed voorbeeld in de LEARN!-publicaties terecht gekomen. In sommige landen geeft het ministerie goedkeuring aan educatiemateriaal.
Effectevaluatie
Hoe doen we effectevaluaties en hoe hebben ze invloed op ons werk? Effectevaluatie is niet makkelijk om te doen, je hebt het bijvoorbeeld over gedrag onder wisselende omstandigheden en een goede evaluatie kost veel tijd en dus geld. Er is er wel onderzoek beschikbaar uit Nieuw-Zeeland en Australië. Zie ook de
Effectiviteitswijzer voor meer info.
In
Spanje wordt doorgaans gewerkt met een voor- en nameting van een interventie.
In
Denemarken wordt niet ieder project continu gevolgd. Lastig is dat een evaluatie daar niet mag bij kinderen onder de 13. In die situatie is de evaluatie alleen voor docenten bestemd.
Het uitgangspunt bij goed materiaal en goed opgeleide docenten is dat we mogen uitgaan van goede resultaten.
In
Vlaanderen worden ieder jaar 100 projecten uitgezet. Het is onmogelijk om daar continu het effect van te meten. Wel worden ieder jaar projecten over gedrag en houding geëvalueerd om producten te verbeteren.
Noorwegen heeft een wetenschappelijke effectevaluatie gedaan van een fietsproject bij kinderen dat effect bleek te hebben. Het
artikel erover is inmiddels gepubliceerd.
De bijdrage van CROW in dit blok ging over het project
WEVER dat op metaniveau probeert te komen tot uitspraken over effectiviteit.
Key Performance indicators
De ETSC had het punt van Key Performance Indicators op de agenda gezet om de behoefte te peilen aan een nationale of Europese KPI en wat deze zou kunnen zijn. Een KPI is iets waarmee we resultaat kunnen meten.
Een paar punten en vragen die hierbij naar boven kwamen:
- Wil je een KPI op daadwerkelijk gedrag (% kinderen die helm dragen, regels opvolgen), of een performance indicator over educatie als geheel (% kinderen dat educatie krijgt)?
- Willen we één KPI die in alle landen op dezelfde manier wordt gemeten of meet ieder land apart? We hebben allemaal een verschillende aanpak en achtergrond, dus is één KPI niet makkelijk.
Een methode à la Euro NCAP: het gaat dan niet alleen om hoeveel leerlingen onderwijs krijgen maar ook om welk type educatie en hoe structureel het is. Dus om de mate waarin en hoe uitgebreid verkeerseducatie wordt opgenomen in basis- en voortgezet onderwijs.
Je kunt denken aan een hoofdindicator of kinderen überhaupt verkeerseducatie krijgen onderwezen met daaronder een sub-indicator als combi van theorie en praktijk met een uitsplitsing naar leeftijden of leerjaren. En voor oudere kinderen een subindicator ontvangen educatie over risicovol gedrag.
- Het gevaar bestaat dat een KPI zo ruim wordt geformuleerd dat je er al gauw aan voldoet. Een lesmethode in de kast hebben liggen, betekent nog niet dat die ook wordt onderwezen.
- Een ander punt is de integratie van verkeerseducatie in andere thema’s. Dat is op zich goed, maar zorgt wel voor moeilijkheden bij het monitoren hoeveel aandacht er is voor het thema.
Landen als Denemarken en België hebben wel KPI’s geformuleerd in de vorm van outputdoelstellingen (% minimaal te bereiken leerlingen bijvoorbeeld). Bij output-KPI’s kun je denken aan het percentage leerlingen dat bepaalde kennis heeft of bepaald gedrag vertoont.
Denemarken pleit ervoor om educatie en KPI’s een plek te geven in beleidsplannen/actieplannen op nationaal niveau. Dit betekent dat je dan moet monitoren op de status. Dit onderwerp krijgt nog een vervolg want de tijd was te kort om het volledig te doordenken.
Conclusies
Veel informatie is langs gekomen. Contexten verschillen tussen de landen maar het geeft inspiratie om te zien hoe een land als Spanje of Denemarken er in slaagt om specifieke doelen voor educatie vast te leggen in regelgeving of in nationale beleidsplannen.
Daarnaast was het goed om te zien hoeveel aandacht landen geven aan het opleiden van docenten. Ooit is heeft het ROV Zuid-Holland een pilot gedaan op de pabo met een lesmodule, maar die is nooit opgeschaald. Jammer. Educatiemateriaal voor de LEV’s is ook interessant om te volgen. Hoe is dat samengesteld en vooral ook: wordt de doelgroep bereikt? Dat blijkt nog wel lastig, was te horen in de wandelgangen. Als CROW-KpVV nemen we alle input mee naar Nederland om die op verschillende manieren te verspreiden en om erover in gesprek te gaan, bijvoorbeeld met het LOVG, met producenten van educatiemateriaal en met het ministerie van IenW.
Het LEARN!-project loopt in principe tot juni 2023. Tot die tijd verschijnen nog twee publicaties en komt er een webinar volgend jaar. De ETSC en Fundación Mapfre zien het belang van Europese uitwisseling en lobby, dus de vraag is of het dan echt afgelopen is. Het netwerk blijft in ieder geval bestaan.
Contact
Vragen naar aanleiding van dit verslag? Neem contact op met Wilma Slinger.
wilma.slinger@crow.nl
T: 0031 651 231 628