Deze website maakt gebruik van cookies. Met functionele- en analytische cookies zorgen we er voor dat website goed werkt en verbeteren wij onze websites. Ook plaatsen we marketing cookies om je van persoonlijke content te voorzien. Wil je dit niet? Kies dan voor weigeren, we plaatsen dan alleen functionele en analytische cookies. Meer informatie.

Verkeerseducatie in Europa, verslag van LEARN!-bijeenkomst in Madrid

21-09-2022

Verkeerseducatie is overal in Europa op nationale leest geschoeid. Om van elkaar te leren kwamen experts uit heel Europa op 13 en 14 september samen in Madrid. Aan het webinar op de eerste dag namen 150 mensen deel. Op dag 2 kwam het expertpanel bijeen om te praten over elkaars aanpak. Deelnemer namens Nederland en CROW-KpVV op beide dagen was Wilma Slinger.

Sinds 2018 werkt een aantal Europese landen samen in het Europese project LEARN! (Leveraging Education to Advance Road safety Now!) om de kwaliteit van verkeerseducatie voor jongeren tot 18 jaar te verbeteren én een netwerk te vormen van deskundigen. Op 13 en 14 september waren er in Madrid een openbaar webinar en een samenkomst van het expertpanel van dit project. Behalve over elkaars aanpak spraken de panelleden onder andere over het nut van een Europese indicator om verkeerseducatie te meten.
 

Dag 1, seminar over verkeerseducatie in Europa

 Het expertpanel was te gast bij het Spaanse Fundación Mapfre, een non-profitorganisatie die actief is in 28 landen op allerlei gebied waaronder verkeersveiligheid. Het LEARN!-project is een samenwerking tussen deze stichting, de European Transport Safety Council (ETSC) en de Vlaamse Stichting Verkeerskunde (VSV). 
Na een welkom van de Fundación Mapfre gaf Antonio Avenoso, directeur van de ETSC, in zijn verhaal (pdf) een beeld van de Europese cijfers. Het overlijden van 19.823 mensen in het verkeer in Europa in 2021 (50 per dag!) zette iedereen ook weer even op scherp. Covid-19 heeft het aantal slachtoffers iets naar beneden gebracht maar momenteel is het weer aan het stijgen.
Een overview van het LEARN!-project (pdf) en wat dat tot nu toe heeft opgeleverd, gaf Frank Mutze van de ETSC.
Twee belangrijke publicaties van LEARN! geven een idee waar afgelopen jaren aan is gewerkt:
  • 17 aanbevelingen voor goede verkeerseducatie (met best practices)
  • De LEARN!-handleiding met de 8 stappen om educatie te ontwikkelen en te evalueren, geïllustreerd met voorbeelden uit Europa. Denk hierbij aan stappen als analyse van het probleem, definitie van de doelen, gebruiken van een gedragsmodel, het ontwerpen, produceren, implementeren en vooral ook het evalueren van het project.



Nog dit jaar verschijnen twee nieuwe publicaties van het LEARN!-project: een in oktober met een samenvatting van de al eerder verschenen publicaties en een in november over de relatie mobiliteitseducatie en verkeerseducatie. Dit laatste onderwerp belichtte Frank in een aparte presentatie. Duurzame mobiliteit is belangrijk en kan een bijdrage leveren aan verschillende opgaven van steden. Initiatieven die helpen zijn de Sustainable Development Goals en het nieuwe EU Urban Mobility Framework uit 2021 van de EU met een extra focus op actieve mobiliteit. In dit rapport gaat het niet alleen om theorie maar ook om het ontwikkelen van vaardigheden en het promoten van een duurzame houding. Het rapport gaat dus niet alleen over educatie maar ook over andere maatregelen om het verkeer naar en rond de school duurzamer te maken.
 
De afgevaardigde van Portugal ging in zijn verhaal in op het inbedden van gezondheids- en mobiliteitseducatie (waaronder verkeersveiligheid) in wetenschappelijk onderwijs, in samenwerking met lokale en regionale partners en op open digitale platforms. Het gaat dan om de thema’s duurzame mobiliteit, ongevalsrisicofactoren en verkeersongevallen. Leerkrachten krijgen handvatten om leerscenario’s op te zetten voor hun studenten vanuit die invalshoeken. Het is een horizon 2020-project (PAFSE) waar Portugal samen met drie andere landen partner in was. Er is veel materiaal ontwikkeld dat vrij beschikbaar is op digitale platforms (zie presentatie).
 
Het panellid uit Griekenland vertelde over twee pilotprojecten, een onder de titel Moving Stars in samenwerking met Polen en Spanje, gekoppeld aan bewegen. Materiaal in fysieke en digitale vorm zet kinderen aan tot meer bewegen en vestigt de aandacht op verkeersveiligheid. In zogenoemde ‘starshubs’ worden de spellen op straat gespeeld. Een handleiding voor docenten komt in september beschikbaar in het Engels. Het met de auto naar school brengen is in deze drie landen meer gemeengoed (71% vanuit onderzoek onder 91 docenten).
Een ander project in samenwerking met zes landen waaronder Nederland (vanuit Responsible Young Drivers) over fietsveiligheid voor jongeren liet goede voorbeelden zien van een train-de-trainer-aanpak.
In een jongerenuitwisselingsproject wordt bekeken welke voorbeelden uit andere landen aanslaan en eventueel zijn op te schalen. In de voorbereiding is naar projecten in Noorwegen en Nederland gekeken. 
 
Noorwegen heeft in de stad Bergen sinds 2018 een top-downbenadering voor een veilige schoolomgeving bij alle basisscholen: Heart-zones. Ook in Noorwegen wordt één op de drie kinderen naar school gebracht met de auto. De presentatie gaat in op de opzet en de effecten ervan. Dan gaat het om schoolstraten (afsluiting) en andere maatregelen zoals visuele effecten, infrastructurele aanpassingen en gedragsmaatregelen. Om effect te sorteren is wel maatwerk nodig per school. De werkwijze is opgenomen bij het inrichten en plannen van nieuwe scholen. Het rapport van de evaluatie (effecten als 14% minder autoverkeer) bevat een Engelstalige samenvatting.
 
Uit Spanje kwamen meerdere bijdragen. Een ging over de implementatie van leerdoelen in het basis- en voortgezet onderwijs, sinds kort vastgelegd in een educatiewet. Verkeerseducatie sluit aan bij andere vakken en er zijn handleidingen voor leerkrachten (zelfs voor gymdocenten) voor ieder leerjaar. Zie de presentatie (pdf). De organisatie AESLEME verzorgt campagnes voor heel Spanje en een project à la Traffic Informers waarbij artsen in combinatie met slachtoffers scholen bezoeken.
En een nieuwkomer op educatievlak: de licht elektrische voertuigen, hier ‘personal mobility devices’ genoemd. In Spanje waren in 2020 8 dodelijke ongevallen te betreuren naast bijna 100 ernstig gewonden en meer dan 1000 lichtgewonden. Ongeveer 1 miljoen van deze voertuigen maken nu 3% uit van de totale mobiliteit. Op het gebied van educatie is er een module voor kinderen tussen 12 en 18 jaar die bestaat uit twee uur theorie en twee uur praktijk. Zie de presentatie. De Vlaamse Stichting Verkeerskunde heeft in samenwerking met onder andere Griekenland een Europees voorstel ingediend om hiervoor gezamenlijk een interventie te ontwikkelen. Dit product kan dan als voorbeeld dienen.
Ten slotte kwam een soort forum in het parlement van Madrid aan de orde dat in maart 2023 voor de derde keer zal worden gehouden. De opzet is om commitment tussen allerlei partijen te bekrachtigen op het gebied van verkeersveiligheid. Op de bijeenkomst in maart zal verkeerseducatie centraal staan.
 
Vanuit de Vlaamse Stichting Verkeerskunde in Vlaanderen wordt al jaren gewerkt met een systeem van certificaten en examens voor kinderen als voetganger en fietser. De doelen die gehaald moeten worden zijn ook gebaseerd op door de overheid vastgestelde leerdoelen. De presentatie ging in op hoe dit systeem is opgetuigd. Het werkt met brons, zilver en goud als stappen en het haakt aan op de 17 LEARN!-principes. Voor een goed bereik zijn outputdoelen geformuleerd. Materiaal is te vinden op verkeeropschool.be.
 
De afgevaardigde uit Engeland vertelde over het educatieproject Year six: collision investigation dat leerlingen een ongeval laat onderzoeken om te leren over risico’s en hoe je een ongeval kunnen vermijden. Je moet als 'politieagent' een formulier invullen, gebruikmakend van informatie uit een van de zes scenario’s. De ongevallen zijn in de regio zelf gebeurd. Het doet denken aan het Nederlandse project Case 101. Het tweede deel van de les gaat over hoe kinderen de toekomst van en op onze wegen zien. 
 
Polen heeft de laatste twee jaar veel nieuwe wetgeving aangenomen die gaat over voorrang van voetgangers op kruispunten, snelheidslimieten, strengere handhaving/hogere boetes en over inzet van educatieprogramma’s. Polen kent een relatief hoog aantal verkeersongevallen. De presentatie ging over het opzetten van een jongerennetwerk van verkeersveiligheidsambassadeurs. Beïnvloeding via regionale en lokale community-building is een van de factoren om tot verkeersveiliger gedrag te komen. Daarnaast heeft Polen de LEV’s in wetgeving opgenomen en daar educatiemateriaal over gemaakt.
 
Het panellid uit Tsjechië gaf een inkijkje in hoe verkeerseducatie wordt aangepakt in het basisonderwijs. Het is geen apart schoolvak maar onderdeel van vakken als oriëntatie op de wereld, sport en gezondheid. Docenten krijgen training en gratis workshops om goed met het materiaal om te kunnen gaan.
 
Ten slotte had het VIAS instituut uit Vlaanderen nog nieuws over de opzet van een community rond het European Road Safety Charter. Het Charter is in 2004 opgericht en heeft zo’n 3500 leden.

Expertpanel van het project LEARN! in Madrid.

Dag 2, bijeenkomst LEARN!-expertpanel

 
De tweede dag van de LEARN!-bijeenkomst stond in het teken van het expertpanel en discussie over onderwerpen als het bereiken van scholen en leerkrachten, het doen van effectevaluaties en over de wenselijkheid van een indicator die meet hoe het is gesteld in Europa met het geven van verkeerseducatie. Wilma Slinger is namens Nederland sinds 2018 lid van dit panel. Zij brengt haar kennis in van verkeerseducatie in Nederland en van de activiteiten van CROW-KpVV.
 
Voor het onderwerp 'bereiken van scholen en leerkrachten' waren vooraf twee deelvragen geformuleerd:
  • hoe kunnen we scholen en leerkrachten inzetten om educatiemateriaal te laten landen en te promoten?
  • Hoe zorgen we ervoor dat zij kwalitatief goed materiaal gebruiken?
Denemarken gaf een aftrap in een uitgebreide presentatie over de ontwikkeling van een strategie voor verkeerseducatie.
 
Praktijkcase strategie in Denemarken
Lise Heiner Schmidt van Sikkertrafik, de Deense verkeersveiligheidsorganisatie, gaf tijdens haar presentatie een inkijkje in het proces rond de strategie voor de inzet van verkeerseducatie in Denemarken. In Denemarken zijn het de gemeenten die het contact onderhouden met de scholen en heeft Sikkertrafik een groot deel van de markt voor educatief materiaal in handen. Tussen 2009 en 2015 is er minder verkeerseducatie gegeven in het basisonderwijs. Sikkertrafik is door verschillende fases gegaan bij de implementatie van verkeerseducatie in het basisonderwijs. 

Allereerst legde Sikkertrafik de focus op de kwaliteit van het materiaal, met veel aandacht voor het inbedden van de nationale leerdoelen, digitalisering, interdisciplinaire focus, zoveel mogelijk testen en evalueren (veel zelfontwikkeld materiaal) en gratis verkrijgbaar. Van de 35 projecten vielen er toen 10 af om kwaliteitsredenen.
Het gebruik van het materiaal werd gemonitord en vervolgens is een marketingstrategie ontwikkeld. Alle docenten kregen jaarlijks een fysiek pakket en konden een verkeersleerkracht winnen voor de bovenbouwjaren. Er werden films gemaakt, seminars en lokale netwerkmeetings gehouden en advertenties voor het materiaal geplaatst in tijdschriften voor docenten. Resultaat: het zorgde niet voor verhoging van het aantal uren lesgeven in de scholen. Pakketten werden niet verspreid binnen de scholen omdat bijvoorbeeld onduidelijk was wie verantwoordelijk is. De verkeersleerkracht zorgde niet voor een stimulans en de aanpak was duur.
 
Nieuwe strategie
Uiteindelijk is een nieuwe strategie bedacht om meer onderwijs te krijgen op scholen. De aanpak hield in: geen advertenties meer in pers/vakliteratuur voor leerkrachten, nog wel workshops. En het belangrijkste: geprioriteerd is welk materiaal minimaal onderwezen moet worden. Het gaat om drie onderdelen: 
  • Voetgangerstest (5-7 uur)
  • Fietstest (10 uur)
  • Risicofactoren/reflectie/LIVE (soort Traffic Informers) (2-4 uur) 
Het geheel maakt deel uit van de nationale leerdoelen. De focus op deze drie onderdelen gaf duidelijkheid. Slechts 25% van de scholen onderwijst ze alle drie, dus er is nog werk aan de winkel. De aanpak is zowel top-down als een bottom-up. Top-down ligt de focus op het jaarlijks bij elkaar brengen van het hoofd afdeling onderwijs van gemeenten en de schooldirecteuren vanuit de vraag wat is onderwezen dat jaar. Bottom-up leert de verkeersleerkracht zijn collega’s het vak. Er is een tweedaagse trainingscursus, een nieuwsbrief voor leerkrachten en er zijn meetings.
Na al deze acties was het resultaat nog steeds hetzelfde wat betreft de hoeveelheid bereikte scholen en leerlingen, maar dat was een goed resultaat! Op dat moment waren er stakingen, Covid-19, veel onrust onder docenten, uitstroom wegens pensionering en veel nieuwe docenten die zich nog kennis eigen moesten maken.

KPI's in nationaal actieplan
Denemarken kende aanvankelijk nog geen landelijke indicatoren voor verkeerseducatie (KPI’s). Het is het gelukt om verkeerseducatie op te nemen in een rijtje van acht indicatoren die ieder jaar moeten worden gemonitord zoals snelheid, helmgebruik, rijden onder invloed en een gemeentelijk verkeersveiligheidsplan. Jaarlijks moeten zowel scholen als gemeenten een aantal vragen hierover beantwoorden en rapporteren aan het ministerie. Ze krijgen punten voor hun activiteiten. Elk jaar wordt een prijs uitgereikt aan een gemeente.
 
Discussie
Na de presentatie werden nog meer voorbeelden uitgewisseld. Noorwegen heeft een systeem om de status van 'veilige gemeente' te krijgen.
Finland heeft een verkeersveiligheidsweek op scholen en traint ook leerkrachten.
Denemarken heeft hier niet voor gekozen, de focus ligt op de drie projecten.
In Vlaanderen hebben gemeenten geen of een mindere rol richting de scholen, de VSV heeft wel veel persoonlijk contact met de scholen. De stichting geeft steun aan leerkrachten (train-de-trainer). Verkeerseducatie is verplicht voor scholen en staat in het officiële beleidsplan voor verkeersveiligheid. Scholen met drie verschillende activiteiten krijgen een bronzen medaille. Je krijgt dan informatie over wat je nog moet doen voor een volgende medaille. Ze kunnen ook zilver en goud halen. 
In Griekenland zijn er uren in het schoolcurriculum onder de titel ‘flexibele zone’. Met die uren kan een docent van alles doen. Scholen kunnen dan kiezen uit allerlei programma’s over verschillende onderwerpen.
In Portugal wordt het materiaal goedgekeurd door het ministerie van onderwijs, daarna wordt het gedistribueerd. Er zijn workshops om het materiaal te implementeren. Deze trainingen geven punten voor bijscholing. De strategie is om eerst de belangstelling van scholen te vangen met eenvoudige materialen voor de basis. Als ze dat toepassen wordt een niveau hoger aangeboden, zoals praktijkmodules. Gemeenten hebben geen of een mindere rol in Portugal. Portugal kiest in tegenstelling tot Denemarken meer voor een bottom-upbenadering.
 
Toetsen educatiemateriaal
Hoe kunnen we ervoor zorgen dat docenten materiaal van goede kwaliteit gebruiken? Bij deze vraag kon Wilma Slinger (CROW) vertellen over de Toolkit Verkeerseducatie en hoe we in Nederland educatiemateriaal toetsen en beschikbaar maken. De toolkit is als goed voorbeeld in de LEARN!-publicaties terecht gekomen. In sommige landen geeft het ministerie goedkeuring aan educatiemateriaal.
 
Effectevaluatie
Hoe doen we effectevaluaties  en hoe hebben ze invloed op ons werk? Effectevaluatie is niet makkelijk om te doen, je hebt het bijvoorbeeld over gedrag onder wisselende omstandigheden en een goede evaluatie kost veel tijd en dus geld. Er is er wel onderzoek beschikbaar uit Nieuw-Zeeland en Australië. Zie ook de Effectiviteitswijzer voor meer info. 
In Spanje wordt doorgaans gewerkt met een voor- en nameting van een interventie.
In Denemarken wordt niet ieder project continu gevolgd. Lastig is dat een evaluatie daar niet mag bij kinderen onder de 13. In die situatie is de evaluatie alleen voor docenten bestemd.
Het uitgangspunt bij goed materiaal en goed opgeleide docenten is dat we mogen uitgaan van goede resultaten.
In Vlaanderen worden ieder jaar 100 projecten uitgezet. Het is onmogelijk om daar continu het effect van te meten. Wel worden ieder jaar projecten over gedrag en houding geëvalueerd om producten te verbeteren.
Noorwegen heeft een wetenschappelijke effectevaluatie gedaan van een fietsproject bij kinderen dat effect bleek te hebben. Het artikel erover is inmiddels gepubliceerd.
De bijdrage van CROW in dit blok ging over het project WEVER dat op metaniveau probeert te komen tot uitspraken over effectiviteit.
 
Key Performance indicators
De ETSC had het punt van Key Performance Indicators op de agenda gezet om de behoefte te peilen aan een nationale of Europese KPI en wat deze zou kunnen zijn. Een KPI is iets waarmee we resultaat kunnen meten.
Een paar punten en vragen die hierbij naar boven kwamen:
  • Wil je een KPI op daadwerkelijk gedrag (% kinderen die helm dragen, regels opvolgen), of een performance indicator over educatie als geheel (% kinderen dat educatie krijgt)?
  • Willen we één KPI die in alle landen op dezelfde manier wordt gemeten of meet ieder land apart? We hebben allemaal een verschillende aanpak en achtergrond, dus is één KPI niet makkelijk.
Een methode à la Euro NCAP: het gaat dan niet alleen om hoeveel leerlingen onderwijs krijgen maar ook om welk type educatie en hoe structureel het is. Dus om de mate waarin en hoe uitgebreid verkeerseducatie wordt opgenomen in basis- en voortgezet onderwijs.
Je kunt denken aan een hoofdindicator of kinderen überhaupt verkeerseducatie krijgen onderwezen met daaronder een sub-indicator als combi van theorie en praktijk met een uitsplitsing naar leeftijden of leerjaren. En voor oudere kinderen een subindicator ontvangen educatie over risicovol gedrag.
  • Het gevaar bestaat dat een KPI zo ruim wordt geformuleerd dat je er al gauw aan voldoet. Een lesmethode in de kast hebben liggen, betekent nog niet dat die ook wordt onderwezen. 
  • Een ander punt is de integratie van verkeerseducatie in andere thema’s. Dat is op zich goed, maar zorgt wel voor moeilijkheden bij het monitoren hoeveel aandacht er is voor het thema. 
Landen als Denemarken en België hebben wel KPI’s geformuleerd in de vorm van outputdoelstellingen (% minimaal te bereiken leerlingen bijvoorbeeld). Bij output-KPI’s kun je denken aan het percentage leerlingen dat bepaalde kennis heeft of bepaald gedrag vertoont.
Denemarken pleit ervoor om educatie en KPI’s een plek te geven in beleidsplannen/actieplannen op nationaal niveau. Dit betekent dat je dan moet monitoren op de status. Dit onderwerp krijgt nog een vervolg want de tijd was te kort om het volledig te doordenken.
 
Conclusies
Veel informatie is langs gekomen. Contexten verschillen tussen de landen maar het geeft inspiratie om te zien hoe een land als Spanje of Denemarken er in slaagt om specifieke doelen voor educatie vast te leggen in regelgeving of in nationale beleidsplannen.
Daarnaast was het goed om te zien hoeveel aandacht landen geven aan het opleiden van docenten. Ooit is heeft het ROV Zuid-Holland een pilot gedaan op de pabo met een lesmodule, maar die is nooit opgeschaald. Jammer. Educatiemateriaal voor de LEV’s is ook interessant om te volgen. Hoe is dat samengesteld en vooral ook: wordt de doelgroep bereikt? Dat blijkt nog wel lastig, was te horen in de wandelgangen. Als CROW-KpVV nemen we alle input mee naar Nederland om die op verschillende manieren te verspreiden en om erover in gesprek te gaan, bijvoorbeeld met het LOVG, met producenten van educatiemateriaal en met het ministerie van IenW.
Het LEARN!-project loopt in principe tot juni 2023. Tot die tijd verschijnen nog twee publicaties en komt er een webinar volgend jaar. De ETSC en Fundación Mapfre zien het belang van Europese uitwisseling en lobby, dus de vraag is of het dan echt afgelopen is. Het netwerk blijft in ieder geval bestaan.
 
Contact
Vragen naar aanleiding van dit verslag? Neem contact op met Wilma Slinger. 
wilma.slinger@crow.nl
T: 0031 651 231 628

Scroll naar boven